Dutch - Portuguese Dictionary
Dutch language page.
- aaien -- acariciar
- aanbevelen -- recomendar
- aanbidden -- adorar
- aanblaffen -- ladrar
- aanbreken -- amanhecer
- aandrijven -- accionar
- aandrukken -- apertar
- aanduiden -- indicar
- aandurven -- ousar
- aanduwen -- apertar
- aanklagen -- acusar
- aankondigen -- anunciar
- aanmaken -- fabricar
- aanmeren -- abalroar
- aanmoedigen -- recomendar
- aanpakken -- enfrentar
- aanpassen -- adaptar
- aanraken -- tocar
- aanroepen -- invocar
- aanstichten -- instigar
- aanstrijken -- friccionar
- aantasten -- afetar
- aantrekken -- atrair; vestir
- aanvallen -- atacar
- aanvangen -- começar
- aanvullen -- completar
- aarzelen -- hesitar
- abduceren -- abduzir
- abonneren -- assinar
- abseilen -- rapelar
- absorberen -- absorver
- abstraheren -- abstrair
- acclimatiseren -- aclimatar
- accrediteren -- acreditar
- accumuleren -- acumular
- achterlaten -- deixar
- achtervolgen -- perseguir
- activeren -- activar
- ademen -- respirar
- adopteren -- adotar
- adviseren -- aconselhar
- afbeelden -- representar
- afdingen -- barganhar
- afdragen -- pagar
- affakkelen -- chaminés
- afgaan -- explodir
- afhangen -- depender
- afkeuren -- desaprovar
- afleiden -- distrair
- afleveren -- entregar
- afmelden -- deslogar
- afranselen -- bater
- afschaffen -- abolir
- afscheiden -- secretar
- afschuinen -- chanfrar
- afstoffen -- desempoar
- afstoten -- repelir
- aftrekken -- subtrair
- afwachten -- esperar
- afwijken -- desviar
- afzonderen -- ilhar
- afzweren -- abjurar
- agioteren -- agiotar
- alpineskiën -- esqui alpino
- alterneren -- alternado
- amuseren -- divertir
- analyseren -- analisar
- annexeren -- anexar
- annuleren -- anular
- antedateren -- antedatar
- antropomorfiseren -- antropomorfizar
- antwoorden -- responder
- applaudisseren -- aplaudir
- archiveren -- arquivar
- arriveren -- chegar
- articuleren -- articular
- asfalteren -- abetumar
- associëren -- associar
- ausculteren -- auscultar
- automatiseren -- automatizar
- babbelen -- tagarelar
- bagatelliseren -- banalizar
- bakken -- assar
- balkaniseren -- balcanizar
- balken -- ornejar
- balsemen -- embalsamar
- baren -- dar à luz
- barsten -- estourar
- baten -- adiantar
- beantwoorden -- atender
- bebakenen -- balizar
- bebossen -- florestar
- becijferen -- cifrar
- becommentariëren -- comentar
- bedanken -- agradecer
- bedaren -- acalmar-se
- bedekken -- cobrir
- bedelen -- mendigar
- bederven -- estragar
- bedoelen -- querer dizer
- bedreigen -- ameaçar
- bedroeven -- afligir
- beëindigen -- acabar
- begeleiden -- acompanhar
- begiftigen -- dotar
- beginnen -- começar
- begraven -- enterrar
- begrijpen -- entender
- begunstigen -- favorecer
- behandelen -- tratar
- behangen -- empapelar
- beheersen -- dominar
- behoeven -- dever; necessitar
- behoren -- pertencer
- beïnvloeden -- influenciar
- beitelen -- cinzelar
- bekennen -- confessar
- beklagen -- [[apiedar-se]] de
- beklemtonen -- acentuar
- beklimmen -- escalar
- bekritiseren -- criticar
- bekronen -- coroar
- belagen -- assediar
- beledigen -- insultar
- belegeren -- sitiar
- belichamen -- encarnar
- belichten -- iluminar
- belonen -- recompensar
- beloven -- prometer
- bemerken -- notar
- bemesten -- estercar
- beminnen -- amar
- benaderen -- aproximar-se
- benijden -- invejar
- beoordelen -- julgar
- bepalen -- determinar
- beperken -- limitar
- bepleiten -- advogar
- bereiken -- alcançar
- berichten -- informar
- berispen -- reprochar
- beschadigen -- danificar
- beschermen -- proteger
- beschimmelen -- bolorecer
- beschouwen -- considerar
- beschrijven -- descrever
- beslaan -- ferrar
- besnijden -- circuncidar
- besnoeien -- recortar
- bespreken -- discutir
- bestaan -- existir
- bestellen -- pedir
- bestormen -- assaltar
- betalen -- pagar
- betasten -- apalpar
- betekenen -- significar
- beteugelen -- coibir
- betogen -- argumentar
- betreuren -- sofrer por
- beuken -- bater
- bevatten -- conter; conceber
- beven -- tremer
- bevestigen -- fixar
- bevorderen -- promover
- bevriezen -- congelar
- bevrijden -- libertar
- bevuilen -- sujar
- bewaken -- guardar
- bewapenen -- armar
- bewegen -- mexer
- beweren -- afirmar
- bewerken -- adaptar; trabalhar
- bewijzen -- provar
- bewonderen -- admirar
- bezetten -- ocupar
- bezitten -- possuir
- bezoeken -- visitar
- bidden -- rezar
- bijdragen -- contribuir
- bijeenbrengen -- coligir
- bijten -- morder
- binnengaan -- entrar
- bisseren -- bisar
- bivakkeren -- bivacar
- blaffen -- latir
- blaten -- balar
- blazen -- soprar
- bleken -- alvejar
- blijken -- parecer
- bliksemen -- relampejar
- bloeden -- sangrar
- blootstellen -- expor
- blozen -- corar
- bobsleeën -- bobsleigh
- boeken -- reservar
- boeren -- arrotar
- boeten -- expiar
- bombarderen -- bombardear
- borduren -- bordar
- boren -- furar
- borstelen -- escovar
- botsen -- colidir
- bouwen -- construir
- boycotten -- boicotar
- brabbelen -- balbuciar
- braden -- assar
- braken -- vomitar
- branden -- gravar
- breeuwen -- calafetar
- breien -- tricotar
- breken -- quebrar
- brengen -- trazer
- broeden -- chocar
- bronzen -- brônzeo
- brouwen -- fabricar cerveja
- buigen -- curvar; arquear
- buizen -- reprovar
- bukken -- curvar-se; agachar-se
- calculeren -- calcular
- camoufleren -- camuflar
- capituleren -- capitular
- castreren -- capar
- catalogiseren -- catalogar
- censureren -- censurar
- chanteren -- chantagear
- chatten -- bater papo
- checken -- examinar
- chillen -- esfriar
- cirkelen -- circular
- citeren -- citar
- coderen -- codificar
- collaboreren -- colaborar
- combineren -- combinar
- commanderen -- mandar
- communiceren -- comunicar
- compileren -- compilar
- compliceren -- complicar
- comprimeren -- comprimir
- concentreren -- concentrar
- concluderen -- concluir
- confisqueren -- confiscar
- confronteren -- confrontar
- consacreren -- consagrar
- consumeren -- consumir
- contacteren -- contactar
- continueren -- continuar
- controleren -- checar
- converseren -- conversar
- correleren -- correlacionar
- corresponderen -- corresponder
- corrigeren -- corrigir
- coördineren -- coordenar
- crediteren -- creditar
- creëren -- criar
- cremeren -- cremar
- dalen -- baixar
- dammen -- damas
- danken -- agradecer
- dansen -- dançar
- daten -- sair
- dateren -- datar
- debuteren -- debutar
- decimeren -- dizimar
- decoderen -- decifrar
- deelnemen -- participar
- defenestreren -- defenestrar
- definiëren -- definir
- degraderen -- degradar
- dekken -- cobrir; dispor
- dekoloniseren -- descolonizar
- delegeren -- delegar
- delen -- compartilhar; dividir
- demonstreren -- demonstrar
- dempen -- abafar
- demystificeren -- desmistificar
- denken -- pensar
- deprimeren -- deprimir
- desactiveren -- desativar
- desambigueren -- desambiguar
- deserteren -- desertar
- detecteren -- detectar
- detineren -- deter
- diagnosticeren -- diagnosticar
- dichttimmeren -- fechar com tábuas
- dicteren -- ditar
- dienen -- servir
- digitaliseren -- digitalizar
- dineren -- jantar
- discussiëren -- discutir
- dissemineren -- disseminar
- distilleren -- destilar
- documenteren -- documentar
- doden -- matar
- doen -- fazer
- domesticeren -- domesticar
- domineren -- dominar
- dommelen -- cochilar
- donderen -- trovejar
- doodgaan -- morrer
- dooien -- derreter
- doorgaan -- continuar
- doorhalen -- rasurar
- doorreizen -- passar
- doorverkopen -- revender
- dopen -- batizar
- dorsen -- debulhar
- douchen -- tomar um duche
- downloaden -- carregar
- draaien -- girar
- dragen -- carregar; trajar
- dreigen -- ameaçar
- dresseren -- adestrar
- drijven -- boiar
- drinken -- beber
- drogen -- secar
- dromen -- sonhar
- druipen -- gotejar
- drukken -- prensar
- dubbelklikken -- clicar duas vezes
- duiken -- mergulhar
- dulden -- suportar
- duren -- durar
- duwen -- empurrar
- dwarsbomen -- contrariar
- dwingen -- forçar
- egaliseren -- arrasar
- eisen -- exigir
- ejaculeren -- ejacular
- elektrocuteren -- eletrocutar
- emigreren -- emigrar
- emulgeren -- emulsionar
- ensceneren -- forjar
- erkennen -- reconhecer
- erven -- herdar
- escaleren -- intensificar
- eten -- comer
- evacueren -- evacuar
- examineren -- examinar
- executeren -- executar
- experimenteren -- experimentar
- exploderen -- explodir
- exporteren -- exportar
- factureren -- faturar
- financieren -- financiar
- fluisteren -- sussurrar
- fluiten -- arbitrar; apitar
- fokken -- criar
- formatteren -- formatar
- fouilleren -- revistar
- frauderen -- trapacear
- fronsen -- fazer cara feia
- frustreren -- frustrar
- functioneren -- funcionar
- gaan -- ir
- gapen -- bocejar
- gebaren -- gesticular
- gebed -- oração
- gebeuren -- acontecer
- gebruiken -- usar
- gedijen -- prosperar
- gehoorzamen -- obedecer
- geleiden -- conduzir
- gelijkmaken -- abalançar
- geloven -- acreditar
- genieten -- aproveitar
- geselen -- flagelar
- getuigen -- testemunhar
- geven -- dar
- gissen -- conjecturar
- gisten -- fermentar
- gladstrijken -- alisar
- glanzen -- cintilar
- glijden -- deslizar
- glimlachen -- sorrir
- gluren -- espiar
- goedkeuren -- aprovar
- gokken -- arriscar
- googelen -- googlar
- gratiëren -- absolver
- graven -- cavar
- graveren -- gravar
- grazen -- pastar
- grijpen -- agarrar
- grijzen -- acinzentar
- groeien -- crescer
- groeperen -- agrupar
- grommen -- rosnar
- hagelen -- granizar
- haken -- enganchar
- halen -- buscar
- hamsteren -- açambarcar
- handelen -- agir
- handhaven -- manter
- hangen -- pender
- harpoeneren -- arpoar
- haten -- odiar
- hebben -- ter
- helen -- curar
- helpen -- ajudar
- herbergen -- hospedar; alojar
- herdenken -- comemorar
- herhalen -- repetir
- herinneren -- recordar
- herkennen -- reconhecer
- herkrijgen -- reconquistar
- herleven -- reanimar
- herstellen -- restaurar
- heten -- chamar-se
- hijgen -- arfar
- hijsen -- içar
- hikken -- soluçar
- hinken -- coxear
- hinniken -- relinchar
- hoesten -- tossir
- hopen -- esperar
- horen -- ouvir
- houden -- manter
- houthakken -- cortar
- houwen -- desbastar
- huilen -- chorar
- huren -- alugar
- hurken -- agachamento
- hypnotiseren -- hipnotizar
- idealiseren -- idealizar
- identificeren -- identificar
- imiteren -- imitar
- immigreren -- imigrar
- immuniseren -- imunizar
- impliceren -- implicar
- improviseren -- improvisar
- inademen -- inalar
- inchecken -- fazer o check in
- indoctrineren -- doutrinar
- indruk -- impressão
- infecteren -- contagiar
- initialiseren -- inicializar
- injecteren -- injectar
- inmaken -- conservar
- inpalmen -- abarcar
- inschepen -- embarcar
- inschrijven -- inscrever
- insinueren -- insinuar
- inspannen -- esforçar
- inspireren -- inspirar
- installeren -- instalar
- instorten -- desabar
- intensiveren -- intensificar
- interesseren -- interessar
- interpreteren -- interpretar
- interviewen -- entrevistar
- intrigeren -- intrigar
- introduceren -- introduzir
- invallen -- substituir
- invoeren -- digitar
- inwijden -- filiar
- irriteren -- irritar
- isoleren -- isolar
- jagen -- caçar
- jodelen -- cantar à tirolesa
- joker -- coringa
- jongleren -- escamotear
- jubelen -- jubilar
- kabbelen -- murmurar
- kammen -- pentear
- kamperen -- acampar
- kapseizen -- soçobrar
- kauwen -- mastigar
- kennen -- conhecer
- kerstenen -- cristianizar
- kerven -- chanfrar
- kiezen -- escolher; decidir
- kijken -- olhar
- klagen -- queixar-se
- klappen -- bater palmas
- kleden -- vestir
- kletsen -- tagarelar
- kleven -- colar
- klieven -- partir
- klikken -- clique
- klimmen -- subir
- klinken -- soar
- klonen -- clonar
- klonteren -- coagular
- kloppen -- bater
- knagen -- roer
- kneden -- sovar
- knevelen -- amordaçar
- knielen -- ajoelhar-se
- knijpen -- beliscar
- knikken -- acenar
- knippen -- recortar
- knokken -- lutar
- knopen -- amarrar
- knuffelen -- abraçar
- knutselen -- fazer trabalhos manuais
- koesteren -- adorar
- koken -- ferver; cozinhar
- koloniseren -- colonizar
- komen -- vir
- kopen -- comprar
- kopiëren -- copiar; imitar
- koppelen -- acoplar
- kosten -- custar
- kotsen -- vomitar
- kraaien -- cantar
- kreuken -- amassar
- kreunen -- gemer
- krijsen -- guinchar
- krimpen -- encolher
- kristalliseren -- cristalizar
- kronen -- coroar
- kruiden -- condimentar
- kruipen -- engatinhar
- kruisigen -- crucificar
- kunnen -- poder
- kwaken -- coaxar
- kwellen -- expandir; atormentar
- kwispelen -- abanar
- lachen -- rir
- laden -- carregar
- landen -- aterrar
- lassen -- soldar
- lasteren -- manchar
- laten -- deixar
- laveren -- bordejar
- legitimeren -- legitimar
- leiden -- conduzir
- lekken -- vazar
- lenen -- pedir emprestado
- leren -- aprender
- lesgeven -- dar aula
- leunen -- reclinar-se
- leven -- viver
- leveren -- fornecer
- lezen -- ler
- liefhebben -- amar
- liefkozen -- acariciar
- liegen -- mentir
- liggen -- jazer; localizado
- lijden -- sofrer
- lijken -- aparentar
- lijmen -- colar
- liken -- curtir
- likken -- lamber
- loden -- plúmbeo
- loeien -- mugir
- loensen -- olhar de soslaio
- lopen -- andar
- losmaken -- desamarrar
- luisteren -- escutar
- lunchen -- almoçar
- lynchen -- linchar
- maaien -- ceifar
- maal -- vez
- machtigen -- autorizar
- maken -- fazer
- malen -- moer
- manifesteren -- manifestar
- manipuleren -- manipular
- marcheren -- marchar
- markeren -- marcar
- martelen -- torturar
- masseren -- massagear
- masturberen -- masturbar
- meenemen -- levar (junto)
- melden -- notificar
- melken -- ordenhar
- menen -- falar sério
- mengen -- misturar
- meren -- ancorar
- meten -- medir
- miauwen -- miar
- miegen -- mijar
- mijden -- evitar
- mishandelen -- maltratar
- misleiden -- desencaminhar
- missen -- falhar; errar
- mixen -- mixar
- modelleren -- modelar
- moderniseren -- modernizar
- moeten -- dever
- mogen -- poder
- mompelen -- resmungar
- morsen -- derramar
- muilkorven -- amordaçar
- mummificeren -- mumificar
- naaien -- coser
- najagen -- perseguir
- natmaken -- molhar
- neerstorten -- bater
- negeren -- ignorar
- nemen -- tomar
- nestelen -- mudar-se
- neuken -- foder
- niezen -- espirrar
- noemen -- chamar
- oefenen -- praticar
- offeren -- sacrificar
- oliën -- untar com óleo
- omarmen -- abraçar
- omdraaien -- virar
- omheinen -- cercar
- omhelzen -- abraçar
- omklemmen -- agarrar
- omkopen -- subornar
- omrasteren -- cercar
- omsingelen -- rodear
- omverwerpen -- depor
- onderbreken -- interromper
- onderdompelen -- submergir
- ondergaan -- sofrer
- ondergraven -- subverter
- onderhandelen -- negociar
- ondernemen -- empreender
- onderschatten -- subestimar
- onderscheiden -- distinguir
- onderscheppen -- interceptar
- ondertekenen -- assinar
- onderverdelen -- dividir
- ondervragen -- interrogar
- onderwerpen -- subjugar
- onderzoeken -- examinar
- ontaarden -- degenerar
- ontbijten -- café-da-manhã
- ontbinden -- debandar; decompor
- ontcijferen -- decifrar
- ontdekken -- descobrir
- ontgoochelen -- desencantar
- onthoofden -- decapitar
- onthouden -- decorar
- onthullen -- descobrir
- onthutsen -- abismar
- ontkalken -- descalcificar
- ontkennen -- negar
- ontladen -- descarregar
- ontleden -- dissecar
- ontluizen -- despiolhar
- ontmoedigen -- desencorajar
- ontmoeten -- encontrar
- ontnemen -- privar
- ontnuchteren -- desembriagar-se
- ontsieren -- afear
- ontslaan -- despedir
- ontsnappen -- escapar
- ontspruiten -- germinar
- ontstaan -- surgir
- ontvangen -- receber
- ontwapenen -- desarmar
- ontwateren -- drenar
- ontwerpen -- projetar
- ontwikkelen -- revelar
- ontwrichten -- deslocar
- oogst -- colheita
- oogsten -- colher
- opbellen -- ligar
- opbrengen -- resultar
- opdragen -- encarregar; dedicar
- opeisen -- reivindicar
- openen -- abrir
- opengaan -- abrir
- opgraven -- desenterrar
- opgroeien -- crescer
- ophalen -- pegar
- ophangen -- desligar
- opheffen -- alçar
- ophouden -- parar
- opklaren -- clarear
- opleggen -- impor
- opletten -- prestar atenção
- oplossen -- dissolver; resolver
- opluchten -- aliviar
- opmerken -- percepção
- opnemen -- atender; gravar
- oprichten -- estabelecer
- opruimen -- arrumar
- opscheppen -- gabar-se
- opslaan -- guardar
- opstaan -- levantar
- optekenen -- registrar
- optellen -- adicionar
- optillen -- elevar
- opvoeden -- criar
- opwinden -- dar corda a; excitar
- opzwellen -- inchar
- organiseren -- organizar
- oriënteren -- orientar
- overbrengen -- comunicar
- overdrijven -- exagerar
- overeenstemmen -- combinar
- overeten -- empachar
- overgaan -- tornar-se; passar
- overgeven -- vomitar
- overleven -- sobreviver
- overnachten -- passar a noite
- overrijden -- atropelar
- overschaduwen -- eclipsar
- overschatten -- sobre-estimar
- overschrijven -- sobrescrever
- overslaan -- faltar
- oversteken -- atravessar
- overstromen -- transbordar
- overtreden -- violar
- overtreffen -- ultrapassar
- overtuigen -- convencer
- overwegen -- considerar
- overzetten -- atravessar
- paneren -- panar
- parfumeren -- perfumar
- parkeren -- estacionar
- parodiëren -- parodiar
- passen -- caber
- patrouilleren -- patrulhar
- pauzeren -- pausar
- perfectioneren -- aperfeiçoar
- pesten -- atazanar
- piepen -- guinchar; espreitar
- pikken -- bicar
- pissen -- mijar
- plaatsen -- colocar
- plaatsvinden -- acontecer
- plagen -- afligir
- planten -- plantar
- pleisteren -- engessar
- ploegen -- arar
- plooien -- dobrar
- plukken -- colher
- pocheren -- escalfar
- pogoën -- moshar
- pompen -- bombear
- poseren -- posar
- praten -- falar
- privatiseren -- privatizar
- proberen -- tentar
- proeven -- experimentar
- programmeren -- programar
- prostitueren -- prostituir
- protesteren -- protestar
- pruilen -- fazer beicinho
- raadplegen -- consultar
- raden -- adivinhar
- rapporteren -- relatar
- razen -- correr
- reageren -- reagir
- reanimeren -- reanimar
- recenseren -- resenhar
- rechtvaardigen -- justificar
- recidiveren -- reocorrer
- reciteren -- recitar
- recycleren -- reciclar
- redden -- salvar
- redetwisten -- arguir
- regelen -- arranjar
- regenen -- chuva
- regeren -- governar
- reizen -- viajar
- rekenen -- cobrar
- renoveren -- renovar
- reserveren -- reservar
- respecteren -- respeitar
- retoucheren -- retocar
- retourneren -- retornar
- rijden -- conduzir; andar de
- rijpen -- amadurecer
- rillen -- tremer
- roddelen -- fofocar
- roeien -- remar
- roerbakken -- refogar
- roken -- fumar; defumar
- rokeren -- rocar
- rollen -- rolar
- rondhangen -- vadiar
- rondspoken -- perseguir
- ruiken -- cheirar
- ruïneren -- defazer
- rusten -- descansar
- samenstellen -- compor
- samenwerken -- colaborar
- samenzweren -- conspirar
- scanderen -- escandir
- schaatsen -- patinar
- schamen -- envergonhar-se
- scharen -- tribadismo
- schatten -- estimar
- schaven -- aplainar
- schenden -- transgredir
- schenken -- dar
- scheren -- raspar; barbear
- schetsen -- esboçar
- scheuren -- rasgar
- schieten -- atirar
- schijnen -- brilhar
- schijten -- cagar
- schilderen -- pintar
- schillen -- descascar
- scholen -- educar
- schommelen -- andar de baloiço
- schreeuwen -- berrar
- schrijven -- escrever
- schudden -- agitar
- schuimen -- espumar
- schuiven -- empurrar
- schuren -- arear
- scoren -- pontuar
- scrollen -- rolar
- serveren -- servir
- sieren -- adornar
- skateboarden -- andar de skate
- skiën -- esquiar
- slachten -- abater
- slagen -- passar
- slapen -- dormir
- slepen -- arrastar
- slikken -- engolir
- slippen -- derrapar
- slopen -- demolir
- sluimeren -- cochilar
- smeden -- forjar
- smeken -- implorar
- smelten -- fundir
- smeulen -- queimar/arder (sem chama)
- smijten -- arremessar
- smoren -- estufar
- sms'en -- mandar/enviar (uma) mensagem/mensagem de texto
- sneeuwen -- nevar
- snijden -- cortar
- snoeien -- podar
- snurken -- roncar
- solderen -- soldar
- sorteren -- classificar
- sparen -- poupar
- specificeren -- especificar
- spelen -- brincar
- spellen -- soletrar
- spietsen -- empalar
- spijbelen -- matar
- spinnen -- tecer; ronronar
- spreken -- falar
- springen -- saltar
- spuiten -- jorrar
- staan -- estar de pé
- staken -- paralizar
- stappen -- dar um passo
- staren -- encarar
- starten -- começar
- steken -- apunhalar
- stelen -- roubar
- stemmen -- votar
- stenigen -- apedrejar
- steriliseren -- esterilizar
- sterven -- morrer
- steunen -- apoiar
- stichten -- fundar
- stijgen -- subir
- stimuleren -- estimular
- stinken -- feder
- stoken -- atiçar
- stormen -- irromper
- storten -- depositar
- stotteren -- gagueira
- straffen -- castigar
- stremmen -- coalhar
- streven -- batalhar
- strijken -- engomar; arriar
- strippen -- fazer (um) striptease
- struikelen -- tropeçar
- studeren -- estudar
- sturen -- conduzir
- subsidiëren -- subsidiar
- symboliseren -- simbolizar
- tasten -- tatear
- tatoeëren -- tatuar
- taxiën -- taxiar
- tegenspreken -- contradizer
- tegensputteren -- contrariar
- tekenen -- desenhar
- telefoneren -- telefonar
- telen -- cultivar
- teleurstellen -- decepcionar
- tellen -- contar
- temmen -- domar
- tentoonstellen -- exibir
- terechtstellen -- executar
- terugbrengen -- devolver
- teruggaan -- voltar
- teruggeven -- devolver
- terugkomen -- regressar
- tikken -- cutucar
- titreren -- titular
- toedienen -- administrar
- toelaten -- permitir
- toelichten -- explicar
- toepassen -- aplicar
- toeschrijven -- atribuir
- toestemmen -- consentir
- toetakelen -- malhar
- toevertrouwen -- confiar
- toevoegen -- adicionar
- toewijzen -- atribuir
- tonen -- mostrar
- toveren -- enfeitiçar
- transporteren -- transportar
- trekken -- tirar; atirar
- trillen -- vibrar
- triomferen -- triunfar
- troosten -- consolar
- trouwen -- casar
- turf -- turfa
- typen -- datilografar
- uitademen -- exalar
- uitbenen -- desossar
- uitbreiden -- ampliar
- uitdagen -- desafiar
- uitdoen -- desligar
- uitdrukken -- expressar
- uiten -- completo
- uitgaan -- sair
- uitkammen -- passar
- uitkiezen -- escolher
- uitleven -- aproveitar a vida
- uitleveren -- extraditar
- uitnodigen -- convidar
- uitoefenen -- aplicar
- uitroeien -- erradicar
- uitroepen -- aclamar
- uitschakelen -- desligar
- uitsluiten -- excluir
- uitstellen -- adiar
- uittellen -- enumerar
- uittrekken -- descalçar
- uitvinden -- inventar
- uitvoeren -- exportar; executar
- uitwissen -- aniquilar
- uitzien -- esperar
- uitzonderen -- exceptuar
- uploaden -- carregar
- urineren -- urinar
- vallen -- cair
- vangen -- pegar
- variëren -- variar
- vasten -- jejuar
- vasthouden -- conter
- vastpakken -- asir
- vaststellen -- determinar
- vegen -- varrer
- veilen -- leiloar
- vellen -- abater
- verachten -- desprezar
- verafschuwen -- odiar
- veranderen -- alterar
- verarmen -- empobrecer
- verbannen -- exilar
- verbazen -- pasmar
- verbergen -- ocultar
- verbieden -- proibir
- verbinden -- conectar
- verbluffen -- desconcertar
- verbranden -- queimar
- verbreiden -- dispersar
- verchromen -- cromar
- vercijferen -- encriptar
- verdampen -- evaporar
- verdedigen -- defender
- verdelen -- dividir
- verdenken -- suspeitar
- verdienen -- merecer; ganhar
- verdiepen -- aprofundar
- verdoven -- anestesiar
- verdragen -- suportar
- verdrinken -- afogar-se; afogar
- verduisteren -- desviar
- verdunnen -- diluir
- verdwijnen -- desaparecer
- vereisen -- exigir
- verenigen -- unir
- verergeren -- agravar
- verfijnen -- refinar
- verfraaien -- embelezar
- verfrissen -- refrescar
- vergelen -- amarelar
- vergelijken -- comparar
- vergeten -- esquecer
- vergeven -- desculpar
- vergieten -- verter
- vergiftigen -- envenenar
- vergoeden -- compensar
- verguizen -- difamar
- vergulden -- dourar
- verheugen -- alegrar
- verhinderen -- impedir
- verhuizen -- mudar-se
- verifiëren -- verificar
- verinnerlijken -- interiorizar
- verjongen -- rejuvenescer
- verklaren -- explicar; declarar
- verkopen -- vender
- verkrachten -- violentar
- verkrijgen -- obter
- verlagen -- abaixar
- verlaten -- abandonar
- verleiden -- tentar
- verlenen -- conceder
- verlichten -- aliviar
- verliezen -- perder
- verloten -- alocar
- vermaken -- divertir
- vermelden -- mencionar
- vermengen -- misturar
- vermenigvuldigen -- multiplicar
- vermijden -- evitar
- verminderen -- diminuir
- verminken -- mutilar
- vermoorden -- assassinar
- vernielen -- destruir
- vernietigen -- aniquilar
- veroordelen -- amaldiçoar
- veroorloven -- permitir
- veroorzaken -- causar
- veroveren -- conquistar
- verpanden -- empenhar
- verplegen -- tratar
- verraden -- trair
- verrassen -- surpreender
- verrijken -- enriquecer
- verschijnen -- aparecer
- verschillen -- divergir
- versieren -- adornar
- verslaan -- abater
- verslechteren -- deteriorar
- verslijten -- gastar
- versnellen -- acelerar
- versplinteren -- esfarpar
- verstaan -- entender
- verstenen -- petrificar
- versterken -- reforçar
- verstikken -- abafar
- verstoppen -- esconder
- vertalen -- traduzir
- vertellen -- relatar
- verteren -- digerir
- vertinnen -- estanhar
- vertragen -- alentecer
- vertroetelen -- mimar
- vervagen -- desfocar
- vervalsen -- adulterar
- vervangen -- substituir
- verven -- pintar
- vervoegen -- conjugar
- vervoeren -- transportar
- vervolgen -- perseguir
- vervreemden -- alienar
- vervullen -- cumprir
- verwaardigen -- dignar-se a
- verwaarlozen -- negligenciar
- verwachten -- esperar
- verwerken -- digerir
- verwijzen -- referir
- verwittigen -- avisar
- verwoesten -- devastar
- verzamelen -- colecionar
- verzekeren -- assegurar
- verzinken -- galvanizar
- verzoeken -- pedir
- verzoenen -- reconciliar
- verzuren -- acidificar
- verzwakken -- debilitar; enfraquecer
- vieren -- celebrar
- vilten -- feltrar
- vinden -- encontrar; achar
- vissen -- pescar
- vlechten -- trançar
- vliegen -- voar
- vloeien -- fluir
- vloeken -- praguejar
- vluchten -- fugir
- voeden -- alimentar
- voelen -- sentir
- volbrengen -- concretizar
- volgen -- seguir
- volproppen -- abarrotar
- voltooien -- acabar
- voorbereiden -- preparar
- voorbijgaan -- passar
- voorkomen -- encontrar
- voorlezen -- ler
- vooronderstellen -- pressupor
- vooropstellen -- pressupor
- voorschrijven -- prescrever
- voorspellen -- predizer
- voorstellen -- propor
- voorverwarmen -- preaquecer
- voorzien -- prever; prover
- vouwen -- dobrar
- vragen -- perguntar; pedir
- vreemdgaan -- trair
- vreten -- absorver
- vrezen -- recear
- vriezen -- congelar
- vrijspreken -- absolver
- vulkaniseren -- vulcanizar
- vullen -- encher
- waaien -- soprar
- waaieren -- abanar
- waarnemen -- perceber
- waarschuwen -- advertir
- wachten -- aguardar
- waden -- vadear
- wandelen -- caminhar
- wanhopen -- desesperar
- wannen -- joeirar
- wantrouwen -- desconfiar
- wassen -- ceroso
- wateren -- encher de água
- wedden -- apostar
- wedijveren -- competir
- weerstaan -- aguentar
- wegebben -- refluir
- wegen -- pesar
- weggaan -- ir embora
- weggeven -- dar de presente
- weglaten -- omitir
- wegslaan -- arrancar
- weigeren -- recusar
- weken -- molhar
- welvaren -- prosperar
- welven -- abaular
- wensen -- desejar
- werken -- trabalhar
- werpen -- jogar
- weten -- saber
- weven -- tecer
- wiegen -- embalar
- wijden -- dedicar
- wijzen -- indicar
- willen -- querer
- winden -- enrolar
- wipwap -- balancé
- wissen -- apagar
- woeden -- enfurecer-se
- wonen -- morar
- worden -- tornar-se; ficar
- worstelen -- lutar
- wrijven -- esfregar
- wuiven -- fazer
- wurgen -- estrangular
- zaaien -- semear
- zadelen -- selar
- zagen -- serrar
- zalven -- olear
- zappen -- fazer zap
- zegenen -- abençoar
- zeggen -- dizer
- zeiken -- lamentar; fazer xixi; cair um dilúvio
- zeilen -- velejar
- zepen -- ensaboar
- zeuren -- lamentar
- zien -- ver
- zijn -- estar; ser
- zingen -- cantar
- zinken -- afundar
- zitten -- sentar
- zoeken -- buscar
- zoemen -- zumbir
- zogen -- amamentar
- zolen -- solar
- zomen -- abainhar
- zondigen -- pecar
- zonnebaden -- banho de sol
- zorgen -- preocupar
- zouten -- salgar
- zuchten -- suspirar
- zuigen -- chupar
- zuiveren -- purificar
- zullen -- ir
- zwaaien -- balancear
- zwemmen -- nadar
- zweren -- jurar
- zwijgen -- calar
By The FreeDict Project.