Afrikaans - English Dictionary
Afrikaans language page.
- aandoen -- affect; call at; activate
- aandui -- indicate; point out
- aangee -- accuse; give; pass
- aangry -- move; affect
- aanhaal -- cite
- aanhou -- breed
- aankweek -- cultivate
- aanmoedig -- encourage
- aanneem -- accept
- aanpak -- attempt
- aanpas -- try on
- aanraai -- advise
- aansien -- appearance; esteem
- aansit -- put on; draw up to the table
- aanskakel -- put on; switch
- aansluit -- join; associate
- aanstel -- appoint
- aantas -- corrode
- aantrek -- put on
- aanvaar -- accept
- aanval -- assault; access
- adverteer -- advertise
- afdwaal -- go astray
- afgaan -- descend
- afgee -- spread
- afhaal -- take off
- afklim -- get out
- afkondig -- issue; promulgate; publish
- aflewer -- deliver
- afskakel -- cut; shut off
- afsny -- cut off
- afstaan -- cede
- aftree -- resign; quit; retire
- aftrek -- demand; pick; absent onself; discount; retreat; subtract
- afval -- apostatize; clippings; drop out; drop; desert; apostasy; fall away; remainder; debris
- afwyk -- deviate; turn; deflect
- agtervolg -- chase
- aksie -- action; achievement
- alleen -- exclusively; alone
- amuseer -- amuse
- antwoord -- answer
- argumenteer -- maintain
- bak -- bake; fry; tub; basin
- bars -- split; burst
- beantwoord -- answer
- bedaar -- calm down
- bederf -- damage; corruption; bribe; go bad; decay; putrefy
- bedien -- serve; administer the last sacraments
- bedoel -- aim; mean
- bedreig -- menace
- begin -- begin; beginning
- behaal -- achieve; accomplish; earn
- behandel -- care for; discuss; deal with
- behou -- conserve; save; hang onto
- beïnvloed -- act
- bekeer -- convert
- bekom -- get
- bel -- give a ring; bell
- belaai -- burden
- beland -- end up
- beloon -- compensate
- bemerk -- notice
- beoefen -- exert
- bepaal -- define; attach; set conditions; qualify; abridge; command
- beperk -- abridge
- beraam -- make a project of
- bêre -- put away; store; conserve
- bereik -- accomplish; range
- beroof -- rob; deprive
- besef -- understand; notion; be aware of; awareness
- besit -- possession; own
- besluit -- decide
- besoedel -- soil
- bespaar -- save
- bespreek -- reserve; book
- bestaan -- exist
- bestel -- book
- bestudeer -- study
- bestuur -- direct; conduct
- betaal -- pay
- betaam -- befit
- beteken -- imply
- bevat -- comprise
- bevestig -- affirm; acknowledge
- bevorder -- advance
- bewaar -- conserve
- beweeg -- actuate
- bewonder -- admire
- bid -- pray
- bind -- bind
- blaas -- blow
- bleik -- point out to be
- blus -- extinguish
- bly -- remain; happy
- boekhou -- accounting
- braai -- barbecue; roast
- brand -- burn; conflagration
- breek -- break
- brief -- letter
- bring -- bring
- broei -- incubate
- buig -- bend
- bymekaarbring -- collect; join
- byt -- bite
- byvoeg -- add
- bywoon -- attend
- daag -- assign
- daal -- descend; land
- dank -- thank
- dans -- dance
- deel -- part
- deelneem -- participate
- dek -- cover
- deurbring -- pass
- deurmaak -- go through; experience
- dink -- account
- doen -- achieve
- dood -- dead; death
- doodmaak -- extinguish
- dra -- carry
- draai -- turn
- drink -- drink
- druk -- press
- drup -- drip
- dryf -- drift; float; swim; chase; actuate
- dwing -- compel
- eindig -- accomodate; come to an end
- emigreer -- emigrate
- enigste -- alone
- erf -- inherit
- erken -- acknowledge
- ervare -- accomplished
- ete -- meal
- fasiliteer -- facilitate
- fietsry -- cycle
- flikker -- flare
- floreer -- be succesful
- gaan -- go; halt
- gebeur -- come about
- gebruik -- custom; employ
- gee -- give
- geniet -- be glad; delight in
- gesels -- speak
- geskie -- come about
- geveg -- action
- giet -- pour
- gil -- yell
- glimlag -- smile
- glo -- account
- gly -- glide
- gooi -- throw
- groet -- greet; greeting
- gryp -- clutch
- hael -- hail
- hang -- droop
- hanteer -- handle
- hardloop -- run
- hê -- have
- heilig -- sanctify
- help -- abet; accomodate
- herhaal -- repeat
- hoes -- cough
- hoor -- hear; find out
- hou -- hang onto; appreciate
- huldig -- honor
- huur -- hire
- ignoreer -- ignore
- immigreer -- immigrate
- inasem -- inhale
- inlewer -- deliver; convey
- inmaak -- preserve
- inruil -- interchange
- insident -- event
- insit -- enter; put away
- instel -- begin
- invoer -- import
- invul -- fill
- jaag -- race; chase
- kalmeer -- appease
- kam -- comb
- kan -- be able to
- kanselleer -- abjure
- kar -- car; cart
- keer -- occasion; halt
- ken -- be acquainted with
- kennis -- acquaintance; knowledge
- kies -- choose
- kla -- complain
- klap -- hit
- klee -- clothe
- klets -- gossip
- kleur -- colour; tint
- klim -- climb
- klink -- sound
- kom -- come
- kontroleer -- audit
- kook -- boil; cook
- kos -- cost; food; nourishment
- kou -- chew
- krap -- scratch
- kreëer -- create
- kritiseer -- censure
- kronkel -- meander
- kruip -- crawl
- kry -- get
- kuier -- attend
- kussing -- cushion
- kwalifiseer -- qualify
- kweek -- cultivate
- laai -- drawer; burden
- laat -- allow; late
- lag -- laugh
- lawaai -- ado; agitation
- lê -- lie
- leef -- be alive
- leen -- borrow
- leer -- leather; learn; teach
- lees -- read
- lei -- conduct
- lewe -- life
- lewer -- liver; deliver
- liefhê -- love
- loop -- flow; function
- lui -- lazy; slothful; sound
- luister -- listen
- lyk -- appear; cadaver; appear to be
- maak -- achieve
- maaltyd -- meal
- mag -- force; be allowed to; power; be able to; ability; have the right to
- meebring -- bring along
- meedeel -- communicate; acquaint
- meen -- account; guess
- meld -- advertise; give an account; acquaint
- meng -- blend
- merk -- find
- moet -- have to
- motor -- car
- motreën -- drizzle
- nasien -- revise
- neem -- accept; get
- noem -- mention
- nooi -- invite
- oefen -- exercise
- omsit -- put on
- onderdruk -- suppress; choke
- ondersoek -- examine; investigation; explore; exploration
- ondersteun -- abet
- ontbied -- get
- ontbreek -- be absent; be lacking
- ontbyt -- breakfast
- ontdek -- discover
- onthou -- recall
- ontklee -- undress
- ontlok -- draw out
- ontmoet -- come across
- ontslaan -- discharge
- ontsnap -- escape
- ontvang -- get
- ontvoer -- abduct
- ontwikkel -- develop
- oopmaak -- open
- oordeel -- judge; judgment
- oordra -- pass; convey
- oorsend -- send
- oorskry -- cross
- oorsteek -- cross; go beyond
- oortree -- sin
- oorweeg -- account; think
- opereer -- operate
- opgaan -- ascend; tread
- ophang -- hang
- ophef -- ado
- ophou -- end; cease
- opklaar -- clear
- oplei -- breed; teach
- oplewer -- afford
- opmerk -- notice
- oppas -- advert; be careful; care for
- oppik -- get
- opsit -- put on
- opstaan -- get up; ascend
- optel -- get
- optree -- act
- optrek -- lever
- opvoering -- presentation
- opwen -- strech
- organiseer -- organize
- pak -- pack; costume
- parkeer -- park
- pars -- squeeze out
- pas -- conform; be appropriate; exclusively; clothe
- perdry -- ride a horse
- pla -- tease
- plaas -- estate; locate; lay down
- plaatsvind -- come about
- plak -- glue; plate; slice
- plan -- intention; design; project
- pleeg -- achieve
- praat -- speak
- presteer -- accomplish
- probeer -- attempt
- produseer -- afford
- proe -- taste
- protesteer -- protest
- prys -- commend; price
- raadpleeg -- consult
- raak -- become; get
- reël -- arrange; regulation
- reën -- rain
- regeer -- control
- registreer -- record
- regmaak -- fix
- regverdig -- fair
- reis -- travel; journey
- rem -- brake
- rig -- direct
- roer -- curl; actuate
- rook -- smoke
- ruik -- smell
- rus -- repose
- ry -- ride; go
- saambring -- bring along
- saamgaan -- go with; assemble
- sak -- pocket
- sê -- say
- seën -- bless
- sertifiseer -- affirm
- sien -- come across
- sing -- sing
- sit -- lay down; sit
- skakel -- telephone; link
- skeer -- shave
- skep -- create
- skok -- agitate
- skoonmaak -- clean
- skreeu -- cry out
- skryf -- write
- skuim -- foam
- skyn -- appear
- slaag -- succeed
- slaap -- be asleep
- slag -- blow; butcher
- sleep -- drag
- sluit -- close
- sluk -- swallow
- smaak -- taste
- smeek -- beseech
- sneeu -- snow
- sny -- clip; slice
- soek -- look for
- soen -- kiss
- sorg -- care
- spaar -- save
- spandeer -- dedicate; pay out
- speel -- play
- spoel -- bobbin; gargle
- spuug -- spit
- staan -- abide; stand
- stap -- march
- stapel -- accumulation; stack
- steel -- steal
- sterf -- march off; pass away; die
- stilhou -- halt
- stop -- halt
- strek -- run
- stroom -- flow
- studeer -- study
- stuur -- send
- styg -- ascend; accrue; climb
- suip -- drink
- swaai -- brandish
- sweer -- swear
- swem -- float
- swerf -- migrate
- teken -- mark; character
- tel -- count
- terugbesorg -- give back
- terugkom -- come back
- toemaak -- close
- toepas -- apply
- toespreek -- accost
- toevoeg -- add
- toon -- indicate; toe; tone
- tref -- catch
- trek -- drag
- troos -- comfort; consolation
- trou -- marry
- twyfel -- doubt
- uitbeeld -- depict
- uitdeel -- deal
- uitdruk -- express
- uitgaan -- exit
- uithaal -- draw out; collect
- uithou -- abide
- uitleen -- advance
- uitnooi -- invite
- uitsluit -- exclude
- uitvind -- invent
- uitvoer -- export
- val -- drop
- vang -- capture
- vashou -- hang onto
- vasmaak -- attach
- vasstel -- attach
- vat -- capture; get; start off
- vee -- livestock
- veg -- fight
- veilig -- safe
- verander -- alter; turn
- verbaas -- amaze; marvel
- verbind -- combine; connect
- verbrand -- burn; incinerate
- verbygaan -- pass; overtake
- verbykom -- pass
- verbysteek -- overhaul
- verdedig -- defend
- verdien -- earn; be worthy of
- verduidelik -- account for; clarify
- verdwaal -- lose one's way
- verdwyn -- disappear
- vereis -- demand
- vergeef -- forgive
- vergeet -- forget
- vergelyk -- compare
- verhuis -- move
- verkeer -- traffic; be found
- verkies -- choose
- verklaar -- declare; explain
- verkoop -- dispose of
- verlaat -- abandon
- verlang -- desire; ache; ache for
- verloor -- lose
- verlos -- release
- vermeld -- mention
- verminder -- abate; diminish
- vermoë -- ability; guess
- vermy -- avoid
- veronderstel -- hypothesize; guess
- veroorsaak -- activate
- verorber -- eat up; consume
- verplaas -- move
- verpleeg -- attend
- verplig -- compel
- versamel -- collect
- verseker -- insure; affirm
- verskil -- differ; difference
- verskyn -- appear
- verslaan -- defeat
- verstaan -- understand
- verstel -- adjust
- vertaal -- translate
- vertel -- narrate
- vertolk -- interpret
- vertoning -- presentation
- vertoon -- indicate
- vertrek -- absent onself; departure; chamber
- vertroue -- confidence; rely on
- vervaardig -- fabricate; achieve
- vervang -- take the place of; replace
- verwag -- abide
- verwar -- entangle; confuse
- verwerf -- achieve
- visvang -- fish
- vlei -- flatter; valley
- vlieg -- fly; housefly
- vloei -- flow
- vlug -- flee
- voel -- feel
- voertuig -- vehicle
- volg -- follow
- voorberei -- prepare
- voorkom -- prevent; be found
- voorval -- event
- vorm -- form; blank
- vra -- ask; ask for
- vries -- freeze
- vryf -- rub
- vrymaak -- release
- waag -- dare; be bold
- waai -- blow
- waarborg -- guarantee
- waardeer -- appreciate; like
- waarsku -- caution
- wag -- abide
- wandel -- go for a walk
- weet -- know
- weghardloop -- abscond
- wegsteek -- put away; store
- wegstuur -- dismiss
- weier -- refuse
- wen -- earn
- werk -- function; job
- wil -- be willing to; will
- wissel -- interchange; change
- woon -- dwell
- word -- become; get
- wys -- manner; melody; indicate; sagacious; vote
By The FreeDict Project.